Beeldschermen en kinderen: is schermtijd slecht voor de taalontwikkeling?

/

Kinderen worden geboren in een wereld waar technologie overal is. Dat roept vragen op over de kijkgewoonten van kinderen, en de effecten van schermtijd op hun taalontwikkeling. Onderzoek lijkt uit te wijzen dat zowel het wat als het hoe van naar een beeldscherm kijken belangrijk is, en dat sociale interactie cruciaal is om kinderen iets te leren van video’s.

Je kent ongetwijfeld het beroemde tv-programma Sesamstraat, één van mijn favoriete programma’s toen ik opgroeide. Het leerde me de maanden van het jaar toen ik ongeveer drie jaar oud was, en ik noemde ze dan ook gretig op wanneer iemand me ernaar vroeg. Als kind van de jaren ‘90 was mijn toegang tot de televisie beperkt; ik keek vooral educatieve programma’s. Maar voor kinderen vandaag de dag is dat heel anders. In het technologische tijdperk waarin we nu leven, worden kinderen van alle leeftijden constant omringd door glimmende, technologische gadgets – smartphones, tablets, computers – en sommige daarvan bieden zelfs speciale apps aan waarmee ze woorden, cijfers, objecten en zelfs vreemde talen kunnen leren. Dat roept een vraag op die relevant is voor zowel verzorgers als onderzoekers als beleidsmakers: zijn beeldschermen bevorderlijk of hinderlijk voor de algemene ontwikkeling, en specifiek de talige ontwikkeling van kinderen? Zoals met veel vragen is het antwoord op deze vraag: dat hangt er vanaf.

Zowel de hoeveelheid taal die een kind op een dag hoort als de gevarieerdheid van die taal zijn belangrijk voor taalontwikkeling. Kinderen die heel veel woorden horen, en ook heel veel verschillende woorden, hebben een grotere kans om later een grote woordenschat te krijgen. Daarnaast is ook de context waarin kinderen taal horen van belang. Meestal leren kinderen taal in een sociale context, in interactie met verzorgers, broertjes of zusjes, en vrienden. Het sociale aspect van die interacties lijkt cruciaal te zijn voor het leren. Neem bijvoorbeeld eens de opgave van het leren van de klanken van een taal, één van de eerste uitdagingen waar baby’s voor staan als ze hun moedertaal onder de knie moeten krijgen. Een aantal studies laat zien dat baby’s van negen maanden oud de klanken van een nieuwe taal beter leren in interacties met echte volwassenen. Als ze luisterden of keken naar video’s van een volwassene die ze klanken aanleerde, leerden ze bijna niks. Waarom is er zo’n verschil tussen het leren van beeldschermen en het leren in interactie?

Het videogebrek
Onderzoekers noemen het verschil tussen het leren van beeldschermen en het leren door echte sociale interactie “het videogebrek”. Wat is het voordeel van sociale interactie ten opzichte van video’s kijken? Ten eerste is het mogelijk dat jonge kinderen meer aandacht besteden aan informatie (bijvoorbeeld taal) tijdens live interacties dan tijdens het kijken of luisteren naar video’s of opnames. Als gevolg daarvan kunnen zij de binnenkomende informatie gemakkelijker leren. Hun enthousiasme en motivatie om te leren lijkt ook toe te nemen wanneer er simpelweg iemand anders aanwezig is, zelfs als het een andere baby is, die ze zou kunnen helpen om nieuwe informatie te leren en te onthouden. Daarnaast is er in echte interacties een enorme hoeveelheid sociale signalen die niet per se aanwezig zijn in video’s. Deze sociale signalen, zoals de oogbewegingen van de spreker, of het wijzen naar objecten waar de spreker het over heeft, helpen het kind om de taal efficiënter te leren. Daarom zouden live video’s, waarin interactie mogelijk is, ook beter kunnen werken dan eenzijdige, vooraf opgenomen video’s.

Interessant is dat uit onderzoek ook is gebleken dat jonge kinderen dit videogebrek kunnen overwinnen als ze samen en in interactie met een andere persoon naar een scherm kijken. In een andere studie bekeken kinderen tussen de tweeënhalf en drie jaar oud video’s die bedoeld waren om hun nieuwe werkwoorden te leren. Ze leerden deze werkwoorden alleen wanneer ze interactie hadden met een volwassene terwijl ze de video’s bekeken. Kinderen die al drie jaar oud waren, konden de werkwoorden wél leren door alleen naar schermen te kijken, wat suggereert dat het videogebrek afneemt als kinderen ouder worden. De resultaten van weer een andere studie tonen aan dat samen kijken in vergelijking met alleen kijken al op zeer jonge leeftijd voordelen oplevert: heel jonge baby’s van negen maanden leerden de klanken van een vreemde taal beter als er een andere baby bij was die samen met hen naar hetzelfde materiaal keek.

Is schermtijd slecht?
We leven nu al meer dan een jaar met COVID-19. Er is veel veranderd in dat jaar; onze schermtijd is bijvoorbeeld toegenomen van gemiddeld twee uur per dag naar gemiddeld vijf uur per dag, volgens een recente studie. Ook kinderen lijken meer naar beeldschermen te kijken (klik hier voor een studie met vier- tot zeventienjarigen, die een toename van ongeveer een uur per dag vond). De vraag die in het begin van dit artikel gesteld werd, is dus relevanter dan ooit: zijn beeldschermen slecht? Als kinderen meer leren van sociale interactie dan van video’s, betekent dat dan dat schermtijd slecht is voor de taalontwikkeling? Niet per se. Hoewel te veel mediaconsumptie niet goed is voor kinderen, kunnen we niet concluderen dat schermtijd inherent slecht is voor hun ontwikkeling. De focus moet meer liggen op hoe kinderen naar beeldschermen kijken, dan hoeveel.

Wanneer we het hebben over schermtijd moeten we rekening houden met een aantal factoren, zoals wat kinderen kijken, hoe ze kijken en hoe vaak. Een gematigde blootstelling aan educatieve tv-programma’s die bij de leeftijd van het kind passen lijkt geen negatieve effecten te hebben op de taalontwikkeling, maar het overmatig, passief kijken naar video’s wél. Hoe oud het kind is, is ook van belang. De Wereldgezondheidsorganisatie raadt aan om kinderen onder de één niet naar beeldschermen te laten kijken, en kinderen tot twee jaar niet langer dan een uur per dag, maar de exacte richtlijnen verschillen per beleidsmaker. Vergeet ook niet dat samen met je kind kijken en sociale interactie tijdens het kijken al veel beter is dan een kind passief, alleen laten kijken. Samen kijken doet het videogebrek afnemen en kan ook mooie betekenisvolle interacties doen ontstaan tussen het kind en de verzorger. Door bijvoorbeeld te omschrijven wat het kind ziet op het scherm, er commentaar op te geven en vragen te stellen (“O, kijk, er zit een kat in de boom! Welke kleur heeft de kat?”), praat de verzorger over dat waar het kind op gefocust is, en dat helpt bij de taalontwikkeling.

Als het gaat om vroege taalontwikkeling kunnen beeldschermen sociale interactie niet vervangen. Het staat buiten kijf dat jonge kinderen een sociale partner nodig hebben in de vroege stadia van de taalontwikkeling. Een taal leren is immers een sociaal proces, en kinderen leren taal niet door simpelweg te kopiëren wat ze horen, maar juist door actief met anderen om te gaan. Desondanks is het misschien niet altijd mogelijk om met je kind bezig te zijn – bijvoorbeeld wanneer je aan het koken bent na een lange werkdag. Is het dan beter voor je kind om het Peppa Pig te laten kijken op je telefoon, of om het zelf te laten spelen met wat speelgoed? Studies naar schermtijd in vergelijking met alleen spelen zijn niet zo eenduidig. Daarover is meer onderzoek nodig. Moeten we de beeldschermen dan maar helemaal uitbannen? Het antwoord is niet zo zwart-wit, maar komt neer op het vinden van een gezonde balans tussen echt de tijd nemen om veel live interactie te hebben met kinderen, bijvoorbeeld door samen te spelen of te lezen, en geleide, interactieve schermtijd.

Verder lezen
– Kuhl, P. K., Tsao, F.-M., & Liu, H.-M. (2003). Foreign-language experience in infancy: Effects of short-term exposure and social interaction on phonetic learning. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America, 100(15), 9096–9101. Link
– Lytle, S. R., Garcia-Sierra, A., & Kuhl, P. K. (2018). Two are better than one: Infant language learning from video improves in the presence of peers. Proceedings of the National Academy of Sciences, 115(40), 9859-9866.
– Roseberry, S., Hirsh‐Pasek, K., Parish‐Morris, J., & Golinkoff, R. M. (2009). Live action: Can young children learn verbs from video?. Child development, 80(5), 1360-1375.
– Strouse, G. A., & Samson, J. E. (2021). Learning From Video: A Meta‐Analysis of the Video Deficit in Children Ages 0 to 6 Years. Child development, 92(1), e20-e38.

 

Schrijver: Melis Çetinçelik
Redacteuren: Eva Poort, Adam Psomakas
Nederlandse vertaling: Lynn Eekhof
Duitse vertaling: Bianca Thomsen
Eindredactie: Merel Wolf