Het Internationale Decennium van de Inheemse Talen

/

Welkom in een nieuw decennium! De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de periode tussen 2022 en 2032 uitgeroepen tot het Internationale Decennium van de Inheemse Talen (International Decade of Indigenous Languages, afgekort als IDIL 2022-2032). Hiermee wil de VN de internationale gemeenschap ertoe aanzetten te investeren in het ondersteunen van het behoud, de heropleving en de promotie van inheemse talen. Dit zijn talen die in een bepaalde regio inheems zijn en worden gesproken door mensen die daar van oudsher hebben gewoond; vaak worden inheemse talen gereduceerd tot de status van minderheidstaal. Een belangrijke stap voor zowel hun sprekers als voor de taalwetenschap als vakgebied is het wereldwijd vergroten van het bewustzijn van de kritieke situatie waarin veel inheemse talen zich bevinden. Meer informatie over de lopende inspanningen is te vinden op de IDIL-website. In deze blog leg ik uit waarom talen uitsterven en waarom het belangrijk is om ze te beschermen.

Waarom sterven talen uit?

Het aantal talen dat overal ter wereld wordt gesproken verandert door de geschiedenis heen als een natuurlijk onderdeel van de menselijke culturele evolutie. Het enorme aantal talen dat verdwijnt en de snelheid waarmee dit gebeurt zijn echter uniek voor de moderne tijd. Naar schatting gaat er elke één tot drie maanden een taal verloren. Sommige onderzoekers schatten dat tegen het eind van deze eeuw zo’n 90% van de ongeveer 7000 gedocumenteerde talen die momenteel worden gesproken verloren zouden kunnen zijn gegaan. Een belangrijke vraag is waarom zoveel talen met uitsterven worden bedreigd.
In alle delen van de wereld verliezen gemeenschappen hun moedertaal omdat deze bijvoorbeeld verdrukt wordt door de nationale taal of door de dominante handelstaal. Het is geen makkelijke taak om te voorspellen welke talen het risico lopen te verdwijnen, aangezien dit wordt bepaald door een ingewikkelde wisselwerking tussen historische en sociaal-culturele factoren. Toch probeerde een recent onderzoek toekomstige taalbedreiging te voorspellen door de gegevens van meer dan 6500 talen te analyseren.

De auteurs van deze studie vonden een aantal interessante patronen. De auteurs deden bijvoorbeeld de opvallende ontdekking dat het formele onderwijs een belangrijke voorspeller van taalbedreiging is. Hoe langer kinderen onderwijs krijgen, hoe groter de kans dat ze hun moedertaal verliezen als die taal anders is dan de schooltaal. Dit lijkt misschien tegenstrijdig: kennis van meerdere talen wordt over het algemeen toch juist als gunstig gezien, bijvoorbeeld bij sollicitaties? Helaas geldt dit voor slechts een handvol meerderheidstalen, en geldt precies het tegenovergestelde voor niet-standaard dialecten en inheemse minderheidstalen. Veel sprekers van zulke “afwijkende” talen hebben geen toegang tot onderwijs in de taal die ze van huis uit spreken. In veel gevallen is tweetalig onderwijs geen optie en soms wordt dit zelfs actief ontmoedigd. Dit zorgt ervoor dat scholieren hun eerste taal, wat vaak een inheemse minderheidstaal is, niet behouden.
Er zijn meerdere mogelijke redenen waarom landen geen tweetalig onderwijs aanbieden, waaronder moeite met het vinden van leraren en geschikt lesmateriaal in beide talen. Een andere reden die niet over het hoofd mag worden gezien, is het misplaatste idee dat tweetalig onderwijs nadelig zou zijn voor scholieren. Wetenschappelijk bewijs laat zien dat dit niet het geval is: de schoolprestaties van meertalige scholieren zijn van hetzelfde niveau als die van eentalige scholieren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het onderzoek dat ik hierboven besprak geen grote invloed van meertaligheid op taalbedreiging werd gevonden. Deze bevindingen over de rol van onderwijs bieden nuttige informatie voor beleidsmakers die zich bezighouden met het beschermen en behouden van inheemse en minderheidstalen.

Taal is meer dan een hulpmiddel voor communicatie

Het verlies van een taal heeft een grote maatschappelijke impact op de gemeenschap die erdoor getroffen wordt. Taal is namelijk meer dan alleen een communicatiemiddel; voor veel sprekers maakt hun taal een belangrijk deel uit van hun identiteit. Met het uitsterven van een taal kunnen sprekers dus ook hun gevoel van verbondenheid verliezen. Daarnaast bevat taal veel informatie over het culturele en intellectuele erfgoed van de gemeenschap, zoals de geschiedenis van de gemeenschap verteld in verhalen en liederen, tradities, overtuigingen en gedeelde kennis over de wereld die door de generaties heen is verzameld door een bepaalde gemeenschap.

“Songlines” zijn bijvoorbeeld liederen die reisroutes beschrijven en die in de Aboriginal-cultuur worden gebruikt om, aan de hand van de locaties van bepaalde oriëntatiepunten, door Australië te navigeren over honderden (en soms zelfs duizenden) kilometers. Taal is dus, met andere woorden, een weerspiegeling van hoe sprekers de wereld interpreteren, wat een goed beeld geeft van de manier waarop we denken. Het bestuderen van de diversiteit aan taalkundige kenmerken die in verschillende talen worden aangetroffen, helpt ons bovendien om de mogelijkheden en grenzen van taal en het menselijk taalvermogen te onderzoeken. De afname van taaldiversiteit is dus ook voor de taalwetenschap een slechte zaak; taalkundigen zullen daarom dit decennium een belangrijke rol spelen.

De belangrijkste bijdrage van de taalkunde in dit opzicht is de documentatie en analyse van talen over de hele wereld. Dertig jaar geleden stond in een speciale uitgave van Language, een tijdschrift van de Linguistic Society of America, een oproep om hier meer aan te doen. Hoewel er in de afgelopen decennia vooruitgang is geboekt, is het belangrijkste dat er nog altijd meer dan 2500 talen onbeschreven zijn. Meer dan de helft hiervan is tot op zekere hoogte bedreigd. Er moet dus nog veel taaldocumentatie worden gedaan. Het is daarom verrassend en zorgwekkend dat sommige universiteiten beschrijvende grammatica’s van on(der)gedocumenteerde talen niet meer als een onderwerp voor een proefschrift lijken te accepteren. Elke taal kan ons weer voorzien van voorheen niet aangetroffen kenmerken en kan bestaande theorieën bevestigen of ontkrachten, wat ons begrip van taal weer zal vergroten.

Bovendien heeft het tijdperk van de big data in de taalwetenschap nieuwe manieren opgeleverd om talen te vergelijken, door het samenstellen van wat taalkundigen corpora (verzamelingen van alledaagse gesproken of geschreven taal) noemen. Deze corpora kunnen worden gebruikt om taalpatronen te bestuderen en hoe deze van persoon tot persoon verschillen. Helaas zijn dit soort corpora in slechts een beperkt aantal talen beschikbaar. Het SCOPIC-project is een mooie uitzondering: onderzoekers kunnen het materiaal van dit project gebruiken om sprekers van verschillende talen van over de hele wereld te vragen een reeks foto’s te ordenen en te beschrijven om zo een verhaal te vormen. Sprekers mogen dit helemaal op hun eigen manier te doen, wat rijke en originele taalgegevens oplevert die kunnen worden gebruikt om verdere overeenkomsten en verschillen tussen talen en individuen te ontdekken.

Het veld van de taalwetenschap moet zich bovendien realiseren dat er een andere aanpak nodig is. Zoals hierboven beschreven, maakt taal deel uit van de cultuur, kennis en identiteit van een gemeenschap. Daarom zouden taalkundigen niet slechts de taal moeten beschrijven zoals dit relevant is voor hun eigen onderzoek, maar hun aanpak moeten verschuiven naar gemeenschapsgericht (“community-based”) taalonderzoek. In dit soort onderzoek worden lokale mensen getraind in documentatiemethoden zodat zij ervoor kunnen zorgen dat er rekening wordt gehouden met de lokale cultuur, kennis en identiteit bij het documenteren van een taal. Dit geeft de gemeenschap de mogelijkheid om het taalkundige werk te doen op een manier die cultureel passend is en om te werken aan onderwerpen die relevant en belangrijk zijn voor de lokale gemeenschap. De materialen kunnen vervolgens worden gebruikt om te helpen bij de heropleving van bedreigde of uitgestorven talen en om zo in de behoeften van de gemeenschap te voorzien. Een uitstekend voorbeeld is de heropleving van de Wôpanâak-taal. Hiervan werd in de jaren twintig gedacht dat er geen moedertaalsprekers meer waren, maar kinderen spreken het Wôpanâak nu weer als moedertaal.

Er ligt een grote uitdaging voor ons als het gaat om het behoud van de taalverscheidenheid van de wereld. Maar zoals met veel dingen begint dit met wat de VN dit decennium hoopt te bereiken: bewustzijn en samenwerking.

Verder lezen

  • Evans, N. (2009). Dying words: Endangered languages and what they have to tell us.
  • Evans, N., & Levinson, S. C. (2009). The myth of language universals: Language diversity and its importance for cognitive science. Behavioral and Brain Sciences, 32(5), 429-448.
  • Seifart, F., Evans, N., Hammarström, H., & Levinson, S. C. (2018). Language documentation twenty-five years on. Language, 94(4), e324-e345.
  • Bromham, L., Dinnage, R., Skirgård, H., Ritchie, A., Cardillo, M., Meakins, F., … & Hua, X. (2021). Global predictors of language endangerment and the future of linguistic diversity. Nature Ecology & Evolution, 1-11.
  • Barth, D., Evans, N., Arka, I. W., Bergqvist, H., Forker, D., Gipper, S., … & Tykhostup, O. (2021). Language vs individuals in cross-linguistic corpus typology. Language Documentation & Conservation Special Publication, 179-.232

Schrijver: John Huisman
Redacteur: Sara Mazzini
Nederlandse vertaling: Ava Creemers
Duitse vertaling: Ronny Bujok
Eindredactie: Eva Poort, Sophie Slaats