Twee talen, één hoofd: Hoe de talen van tweetalige kinderen elkaar beïnvloeden

/

Freya is een meisje van zes en woont in Nijmegen. Ze is daar geboren, net als haar moeder, die er altijd gewoond heeft. Freya’s vader is echter geboren en getogen in Londen, in Engeland. Freya spreekt goed Nederlands en Engels. Als haar moeder haar uit school komt halen, vertelt ze haar in het Nederlands wat ze die dag geleerd heeft, en als haar vader haar ophaalt, doet ze net zo makkelijk in het Engels verslag van haar avonturen. Elke week belt ze met haar Engelse oma om over haar nieuwe lievelingsdieren te vertellen, en met haar vrienden bespreekt ze in vloeiend Nederlands de nieuwste afleveringen van PAW Patrol. Soms gebruikt ze een paar Engelse woorden als ze Nederlands spreekt of andersom. Tijdens het ontbijt zou ze bijvoorbeeld aan haar moeder kunnen vragen: “Mag ik meer tea?” (in plaats van “thee”). Dus zelfs als ze in één taal aan het praten is, zijn er soms kleine aanwijzingen die laten zien dat ze tweetalig is.

Er is ook subtielere interactie tussen de twee talen die Freya spreekt. Zo zou ze tegen de juf kunnen zeggen: “Wij gaan op vakantie morgen,” of ze zou kunnen uitroepen: “Zo irritant! De tafel blijft wiebelen de hele tijd!” Freya’s klasgenoten zouden eerder zeggen: “Wij gaan morgen op vakantie”, of klagen: “De tafel blijft de hele tijd wiebelen.” Wat bij Freya te horen is, is de invloed van haar Engelse taalkennis op haar Nederlandse zinnen. De ogenschijnlijk vreemde woordvolgorde in deze zinnen komt overeen met de volgorde in het Engels. In het eerste voorbeeld zou je in het Engels doorgaans “morgen” achteraan de zin zetten, net als Freya doet. Ook het tweede voorbeeld volgt het Engels. Als daar twee werkwoorden in één zin voorkomen (zoals “blijft” en “wiebelen”) komen die meestal achter elkaar te staan. Dus ook al bestaan deze twee zinnen volledig uit Nederlandse woorden, er zit ook wat Engels in ‘verstopt’. In de rest van deze blog vertellen we meer over hoe tweetalige kinderen taal gebruiken, wanneer en waarom hun twee talen elkaar beïnvloeden, en waarom dat heel normaal is bij tweetalige ontwikkeling.

Tussen-taalinvloed

Je kunt je voorstellen dat Freya’s ‘mengen’ van talen tot zorgen kan leiden bij haar ouders en leerkrachten. Ze zouden zich kunnen gaan afvragen of Freya in de war is of misschien wel een achterstand zal gaan oplopen in haar taalontwikkeling. Freya’s ouders overwegen wellicht om een logopedist in te schakelen, en haar leerkrachten zouden haar ouders misschien aanraden om thuis meer Nederlands te gaan praten. Maar het komt heel vaak voor bij tweetaligen dat de ene taal de andere beïnvloedt. Freya is niet in de war en heeft geen problemen met haar taalontwikkeling. Wat er bij haar gebeurt noemen taalwetenschappers cross-linguistic influence of tussen-taalinvloed, en dit wordt gezien als een natuurlijk bijproduct van tweetaligheid. Het gebeurt omdat tweetaligen de andere taal in hun hoofd niet kunnen uitschakelen: ook als Freya Nederlands praat, staat haar Engels nog ‘aan’. En zo kan er wat Engelse invloed haar Nederlands in sluipen. Dat betekent dus niet dat Freya’s vader Nederlands met haar moet gaan praten. Integendeel, als haar vader beter Engels spreekt dan Nederlands, zouden onderzoekers over het algemeen aanraden dat hij Engels met haar blijft praten. Onderzoek laat namelijk zien dat de taalontwikkeling van kinderen gebaat is bij taalaanbod door vaardige sprekers.

Freya’s talen beïnvloeden elkaar dus omdat ze een normaal ontwikkelend tweetalig kind is. Maar betekent dat dan dat tweetalige kinderen constant tussen-taalinvloed ervaren? Is het moeilijker voor ze om überhaupt te praten, en gebruiken ze telkens woorden of woordvolgordes uit hun andere taal? Het simpele antwoord is: nee. We horen dit soort ‘omgewisselde’ woordvolgordes of gemengde zinnen niet van iedere tweetalige, en bij tweetaligen bij wie dit wel voorkomt, gebeurt het ook niet de hele tijd. Bovendien betekent het voorkomen van tussen-taalinvloed helemaal niet dat een kind als Freya moeite heeft zich om zich vloeiend en effectief te uiten. Maar als geen van de talen van een tweetalig kind ooit volledig uitgeschakeld is, waarom is er dan niet altijd en bij iedereen tussen-taalinvloed, en wanneer gebeurt het? De afgelopen decennia is er veel onderzoek gedaan om deze vraag te kunnen beantwoorden.

Welke factoren dragen bij aan tussen-taalinvloed?

Onlangs hebben taalwetenschappers van de Radboud Universiteit de resultaten van meer dan 25 bestaande studies naar tussen-taalinvloed samen genomen. In totaal bevatten die studies gegevens van 750 kinderen die 17 verschillende talencombinaties spraken. De eerste belangrijke conclusie was dat tussen-taalinvloed voorkomt bij kinderen van alle leeftijden. Het is dus niet per se iets waar een kind als Freya ‘overheen zal groeien’. Ander onderzoek laat daarnaast zien dat tussen-taalinvloed ook bij volwassenen voorkomt. Het lijkt dus gewoon bij tweetaligheid te horen.

De onderzoekers vonden ook dat hoe meer je je ene taal spreekt, hoe meer invloed die heeft op je andere taal. Bij Freya, die in Nijmegen woont en omringd wordt door Nederlandse sprekers, is de invloed van haar Nederlands op haar Engels dan ook groter dan andersom. Veranderingen in de omgeving kunnen ook een rol spelen. Als Freya en haar ouders bijvoorbeeld naar Engeland zouden verhuizen, zou het Engels haar Nederlands waarschijnlijk meer gaan beïnvloeden. Naarmate de Engelse taal sterker aanwezig is in Freya’s dagelijks leven, wordt de invloed daarvan op haar Nederlands zichtbaarder. Ze zal dan vaker zinnen als “Wij gaan op vakantie morgen” gaan zeggen. (Voor voorbeelden van hoe tussen-taalinvloed kan veranderen tijdens de eerste levensjaren, zie Julia Misersky’s blog Wat ik tijdens de COVID-19-lockdown geleerd heb over taalontwikkeling – Deel 3: Tweetaligheid is wat je ervan maakt) Kortom, er zijn allerlei bekende en onbekende factoren die kunnen beïnvloeden of en hoe tussen-taalinvloed plaatsvindt in de spraak van een tweetalige.

Niets om je zorgen over te maken

Ouders en leerkrachten maken zich soms zorgen over de taalontwikkeling van tweetalige kinderen als ze ze vergelijken met eentalige kinderen van dezelfde leeftijd. Maar onthoud dat tussen-taalinvloed bij tweetalige kinderen heel normaal is! Zoals we nu weten zijn er allerlei factoren die beïnvloeden hoe tweetalige kinderen taal gebruiken, en dat is echt niets om je zorgen over te maken. De meeste kinderen in de wereld groeien op met meerdere talen, dus we zouden eigenlijk van het idee af moeten dat één taal spreken de standaard is. Freya spreekt niet precies hetzelfde als sommige van haar klasgenoten, maar dat hoeft ook niet – ze is tweetalig, net als vele anderen. Dus, de volgende keer dat je een kind iets hoort zeggen wat ongebruikelijk klinkt voor een eentalige spreker, maak je dan geen zorgen en waardeer het feit dat dit kind bezig is met het leren van niet één, maar twee (of zelfs meer) talen tegelijkertijd!

Schrijvers: James Algie, Chantal van Dijk, Figen Karaca, Elly Koutamanis, and Joyce van Zwet
Redacteur: Laurel Brehm
Nederlandse vertaling: Elly Koutamanis
Duitse vertaling:
Eindredactie: Eva Poort, Sophie Slaats