Taalvariatie: een casestudy naar Riukiu-talen in Japan – een interview met dr. John Huisman

/

Dr. John Huisman verdedigde zijn proefschrift getiteld ‘Variation in form and meaning across the Japonic language family with a focus on the Ryukyuan languages’ in maart 2021. Gelukkig wilde hij hier graag een aantal vragen over beantwoorden.

Wat was de hoofdvraag van je onderzoek?

Dat is een moeilijke vraag, maar als ik het overkoepelende thema zou moeten omschrijven zou ik zeggen: hoe verschillen de talen die gesproken worden op de Riukiu-eilanden in het zuiden van Japan van het Japans, en wat zeggen die verschillen over taalvariatie in het algemeen? Binnen dit thema heb ik verschillende aspecten van de woordenschat onderzocht: de basiswoorden, waarvan we aannemen dat (vrijwel) alle talen ze kennen (bijvoorbeeld ‘vuur’ of ‘lopen’); en drie groepen gerelateerde woorden die, in taalwetenschappelijke termen, een semantisch domein vormen, oftewel een samenhangende groep betekenissen: woorden voor kleuren, woorden voor lichaamsdelen, en termen voor acties zoals ‘snijden’ en ‘breken’.

Kun je de (theoretische) achtergrond in wat meer detail uitleggen?

Talen verschillen in meerdere opzichten van elkaar. Ze kunnen verschillen in hoe woorden worden uitgesproken, zoals green in het Engels, groen in het Nederlands, en grün in het Duits; ze kunnen verschillende woorden gebruiken, zoals body in het Engels, lichaam in het Nederlands, en Körper in het Duits; en ze kunnen zelfs verschillen in de betekenissen die die woorden omvatten, zoals knippen met een schaar tegenover snijden met een mes, wat in het Nederlands twee verschillende woorden zijn, maar niet in het Engels (beide cut) of in het Duits (beide schneiden).

Waarom is het belangrijk om een antwoord op deze vraag te vinden?

We gebruiken taal om vast te leggen hoe we denken over onze ervaringen in de wereld om ons heen. Er is een enorme diversiteit aan ervaringen van mensen uit verschillende culturen, wat geleid heeft tot duizenden verschillende talen wereldwijd. Het onderzoeken van verschillende typen variatie (zoals hierboven genoemd) is cruciaal om te kunnen begrijpen hoe talen werken. Het is daarbij belangrijk om veel verschillende talen te onderzoeken, zodat we patronen kunnen vinden in die variatie. Veel kleinere talen worden echter steeds minder gesproken. Daar moeten we dus ook naar kijken, want ze zouden unieke kenmerken kunnen hebben waar we nooit iets over zullen weten als een taal verloren gaat. Hoogstwaarschijnlijk kunnen we over honderd jaar nog het Nederlands, Engels en Duits bestuderen, maar veel talen zullen er dan niet meer zijn. De Riukiu-talen die ik bestudeerd heb zijn slechts een voorbeeld van dergelijke bedreigde talen.

Kun je één specifiek project omschrijven?

In één project hebben we naar woorden voor kleuren gekeken, zoals rood, zwart en wit. Dat is een behoorlijk beroemd onderwerp binnen het taalonderzoek en is al in vele talen onderzocht. Sprekers van verschillende talen categoriseren kleuren bijvoorbeeld verschillend. Sommige talen hebben een klein aantal brede termen (bijvoorbeeld één woord voor ‘warme’ kleuren), terwijl andere talen bijvoorbeeld roze, rood, oranje en geel onderscheiden met aparte woorden. Over het algemeen zien we dat het aantal woorden voor kleuren per taal door de jaren heen toeneemt, en dat de volgorde waarin kleurwoorden aan talen worden toegevoegd vrij voorspelbaar is. De meeste van die studies zijn echter al tientallen jaren oud. Zo waren er ook al data over Riukiu-talen uit de jaren 60 van de vorige eeuw, een tijd waarin ze nog zo niet bedreigd waren. Dit gaf mij de unieke kans om te bestuderen wat er sinds die tijd veranderd is. Gezien de bedreigde status van de talen was ik vooral geïnteresseerd in de invloed van het Japans als meerderheids- of standaardtaal en van het Engels als wereldtaal. Ik toonde Riukiu-sprekers een set kleurchips en vroeg ze om de kleur van iedere chip te benoemen. Die nieuwe data heb ik vergeleken met de data uit jaren 60, en gevonden dat Riukiu-sprekers tegenwoordig ook Japanse en Engelse kleurtermen gebruiken, wat in de jaren 60 nog niet zo was. Tegelijkertijd liet de taak zien dat Riukiu-kleurtermen anders gebruikt worden dan Japanse. De woorden voor ‘rood’ en ‘blauw/groen’ omvatten bijvoorbeeld grotere groepen tinten dan de corresponderende woorden in het Japans. Daarnaast is de betekenis van die woorden niet erg veranderd in de afgelopen decennia. Dit laat zien dat sommige delen van de woordenschat stabiel blijven, zelfs als andere delen veranderen.

Wat is het belangrijkste of interessantste resultaat van je promotieonderzoek?

Wat ik persoonlijk het interessantst vond in de vergelijking tussen het Japans en Riukiu-talen was dat er altijd een duidelijk verschil tussen de twee was. Ook al zijn de Riukiu-eilanden maar klein, en beslaan ze een kleiner oppervlak dan het Japanse vasteland, toch was er over het algemeen meer variatie tussen Riukiu-talen dan tussen Japanse dialecten. Dat is ook wel eens te zien in biologische evolutie: soorten ontwikkelen zich anders in de isolatie van een eiland, en het lijkt erop dat dit ook voor talen op eilanden geldt.

Wat zijn de gevolgen of implicaties van dit resultaat? Hoe zal dit de wetenschap of de maatschappij verder brengen?

Het benadrukt de rol van geografie op taalvariatie en -verandering. Dit is op zichzelf geen nieuws voor taalwetenschappers, maar toch vind ik het interessant om te zien hoe een factor die niets met taal te maken heeft zo veel invloed kan hebben. Het geeft ons de kans om taalvariatie en -verandering vanuit een breder perspectief te bestuderen, met methodes uit velden die vergelijkbare processen buiten taal onderzoeken, zoals biologie en ecologie. Er is onlangs meer interesse ontstaan in systematisch onderzoek naar ‘bergtalen’, waarvan wordt gezegd dat ze grotere taalkundige complexiteit vertonen, bijvoorbeeld in hun klanken of grammatica. Nu zijn er oproepen geweest om uit te vinden of er ook een dergelijke categorie ‘eilandtalen’ bestaat. Ik vind het fascinerend om te zien wat deze perspectieven kunnen brengen voor toekomstig taalwetenschappelijk werk, vooral in Japan, wat gekarakteriseerd wordt door zowel bergen als eilanden.

Wat wil je hierna doen?

Ik wil wat veel onderzoekers altijd willen: meer data verzamelen uit meer talen. Japans en de Riukiu-talen vormen een kleine taalfamilie, maar ik zou dolgraag willen weten of de bevindingen uit mijn proefschrift ook van toepassing zijn op grotere taalfamilies zoals de Indo-Europese talen of de Austronesische talen, die worden gesproken in Zuidoost-Azië en de eilanden in de Grote Oceaan. Gelukkig voor mij is dat precies wat ik nu doe in mijn werk aan de Universiteit van Uppsala: taalvariatie en -verandering in woordbetekenissen in Indo-Europese talen onderzoeken aan de hand van nieuwe analysemethoden.

 

 

 

 

 

 

 

 

Schrijver: Merel Wolf
Redacteur: Julia Egger
Nederlandse vertaling: Elly Koutamanis
Duitse vertaling: Ronny Bujok