InScience Film Festival: Hoe je met een andere taal een andere wereld instapt

/

Hoe ruikt een chocoladefabriek? En hoe zou je dat beschrijven met taal? Max Plank Instituut’s Iza Jordanoska vertelde erover op het InScience filmfestival als inleiding bij de gouwe ouwe Willy Wonka and the Chocolate Factory. TalkLing brengt verslag uit.

Hoe ruikt een chocoladefabriek? En hoe ruikt een fabriek waar je niet alleen chocolade en lolly’s proeft, maar alles wat je wilt: gemberbier, gouden eieren voor Pasen, kauwgom met een driegangendiner en snoepjes die nooit opgaan? Kortom, hoe zou je Willy Wonka’s feest van de zintuigen kunnen beschrijven?

De grap is: dat kunnen we helemaal niet in het Nederlands of in het Engels. Deze talen hebben wel veel woorden voor kleur (rood, groen etc.), maar niet voor geuren. Het Engels heeft er eigenlijk geen en het Nederlands heeft maar één woord dat echt voor geuren is: muf. Voor alle andere geuren verwijzen we naar het product: suiker, kaneel, vlees of vers gemaaid gras.

Andere talen kunnen dat wel. Neem bijvoorbeeld één van de 68 inheemse talen van Mexico: Huehuetla Tepehua. Onderzoekers hebben 23 groepen woorden gevonden (O’Meara et al., 2019). Zo gebruiken de sprekers van Huehuetla Tepehua hetzelfde woord (ɬkih) voor naar natte aarde, chocolade en koffie. En wat dacht je van vieze luiers, rottend vlees en dood dier? Ontzettend p’uks natuurlijk!

En niet alleen in Mexico is er zo’n taal. Ook in Maleisië is één van de 137 talen rijk aan geurwoorden. Jahai heeft specifieke woorden heeft voor eetbaar eten (gekookt of zoet, ), geroosterd () of een bloederige geur die tijgers aantrekt () zoals eekhoornbloed of doodgedrukte hoofdluizen (zie Majid et al., 2014). En voor de sprekers van Jahai is geur net zo makkelijk te benoemen als voor ons kleuren of smaken.

Dus, nemen we onze omgeving anders waar als we een ander vocabulaire hebben? In de taalkunde heet dit de Sapir-Whorf hypothese. In de sterke variant (taalkundig determinisme) zegt die dat onze taal onze waarneming bepaalt, in de zwakke variant (taalkundige relativiteit) zegt het alleen dat er een invloed is. De sterke variant wordt als zeer onwaarschijnlijk beschouwd door de meeste wetenschappers, de zwakke niet.

We gaan terug naar Willy Wonka. Hij is de ultieme uitvinder. Gele vlinderstrik, krulletjes, licht ongeduldige tred. De ultieme “Tell Me More”-meme. Geheel vanzelfsprekend sjouwt hij door zijn eigen fabriek, levend in z’n eigen wereld van snoep, apparaten, uitvindingen. Hoe zou Willy Wonka’s fabriek ruiken als hij opgegroeid zou zijn in Mexico? Of in Maleisië? Zou hij de smaken anders indelen? Zou hij een ander diner in z’n driegangendinerkauwgom stoppen?

Zeker weten zullen we het nooit. Wel kunnen we onszelf transporteren naar een andere wereld door het leren van een andere taal. Of zoals Willy Wonka zong terwijl hij de gelukkige kinderen zijn wondere wereld in leidde:

“If you want to view paradise
Simply look around and view it
Anything you want to do it
Wanna change the world
There’s nothing to it

There is no life I know
To compare with pure imagination
Living there you’ll be free
If you truly wish to be”
(Gene Wilder – Pure Imagination)

References:

  • O’Meara, Carolyn, Kung, Susan Smythe and Majid, Asifa orcid.org/0000-0003-0132-216X (2019) The challenge of olfactory ideophones: Reconsidering ineffability from the Totonac-Tepehua perspective. International Journal of American Linguistics. pp. 173-212.
  • Majid, A., & Burenhult, N. (2014). Odors are expressible in language, as long as you speak the right language. Cognition, 130(2), 266-270.