Een ander standpunt: interview met Dr. Lynn Eekhof

/

Wat was de hoofdvraag van je proefschrift?

Mensen hebben veel sociaal-cognitieve vaardigheden, zoals het vermogen om zich in te leven in een ander en de wereld te zien vanuit het perspectief van een ander. In mijn proefschrift onderzocht ik de relatie tussen deze vermogens en het lezen van verhalen. Op het eerste gezicht lijken deze twee weinig met elkaar te maken te hebben. Sociaal-cognitieve vaardigheden zijn immers de vaardigheden die we gebruiken om met anderen om te gaan. Lezen daarentegen is een vrij solitaire activiteit. Toch suggereerden sommige onderzoeken, verspreid over verschillende wetenschappelijke gebieden, zoals literatuurwetenschap, psychologie en taalwetenschap, dat de manier waarop we andere mensen begrijpen en met hen omgaan en de manier waarop we verhalen lezen met elkaar samenhangen. Mijn proefschrift richtte zich daarom op twee onderzoeksvragen: hoe beïnvloedt het lezen van verhalen onze sociaal-cognitieve vaardigheden en, andersom, hoe beïnvloeden onze sociaal-cognitieve vaardigheden hoe we verhalen lezen?

Kun je de (theoretische) achtergrond iets meer toelichten?

De beste manier om het verband tussen sociaal-cognitieve vaardigheden en het lezen van verhalen te begrijpen is door verhalen te zien als sociale simulaties. Verhalen richten zich op de ervaringen en perspectieven van mensen, namelijk de verhaalpersonages. In die zin zijn verhalen kleine weerspiegelingen van echte sociale ervaringen. Om verhalen te begrijpen moeten we dus de sociale ervaringen die ze beschrijven en de personages die ze beleven begrijpen. Dat betekent dat we onze sociaal-cognitieve vaardigheden niet alleen gebruiken om mensen te begrijpen die we in ons dagelijks leven ontmoeten, maar dat we er ook op vertrouwen om ons te verhouden tot de personages die we ontmoeten in de verhalen die we lezen. Als dat waar is, dan trainen we misschien door veel verhalen te lezen onze sociaal-cognitieve vaardigheden, net zoals een piloot zijn vliegvaardigheden verbetert door te trainen in een vluchtsimulator. Dit idee leidde me naar mijn eerste onderzoeksvraag: hoe beïnvloedt het lezen van verhalen de sociaal-cognitieve vaardigheden van mensen?

We kunnen ons ook het omgekeerde afvragen: als we onze sociaal-cognitieve vaardigheden moeten gebruiken om personages te begrijpen en verhalen te doorgronden, dan moet het zeker zo zijn dat hoe goed we zijn in het begrijpen van anderen in het echte leven, ook invloed heeft op hoe we ons verhouden tot verhalen. Dat is precies wat ik onderzocht in het tweede deel van mijn proefschrift.

Waarom is het belangrijk om deze vraag te beantwoorden?

Bestuderen hoe het lezen van verhalen ons vermogen om anderen te begrijpen versterkt, leert ons iets over de evolutionaire basis van verhalen. Natuurlijk kan het lezen van verhalen erg leuk zijn, maar door te onderzoeken hoe verhalen onze sociaal-cognitieve vaardigheden kunnen verrijken, beginnen we verhalen niet alleen te zien als een vorm van vermaak, maar als hulpmiddelen die zowel het persoonlijke leven als de samenleving kunnen beïnvloeden.

Daarnaast laat het tweede deel van mijn proefschrift zien dat lezen niet alleen gaat over het herkennen van woorden op een pagina – er komt veel meer bij kijken. Als we een verhaal lezen, komen we in contact met de personages, begrijpen we hun emoties en verplaatsen we ons in hun perspectieven. Dit is belangrijk omdat het ons iets leert over hoe taal interageert met andere processen, zoals emotie en sociale interactie.

Kun je ons iets vertellen over een bepaald onderdeel?

Het meest tijdrovende maar ook meest dankbare onderzoek dat ik heb uitgevoerd was een eye-tracking onderzoek voor het tweede deel van mijn proefschrift. Door oogbewegingen te meten wilde ik onderzoeken of de sociaal-cognitieve vaardigheden van deelnemers invloed hebben op hoe ze een verhaal lezen. In het bijzonder richtte ik me op woorden in het verhaal die beschrijven wat de personages waarnemen (bijv. zien, ruiken), denken (bijv. denken, idee) en voelen (bijv. liefde, boosheid).

Deelnemers kwamen naar het lab en lazen een verhaal van 5000 woorden in de eyetracker. Ik mat ook hun sociaal-cognitieve vaardigheden met een aantal taken. Ik vroeg hen bijvoorbeeld om hun neiging om dingen in het dagelijks leven vanuit het perspectief van iemand anders te zien, te beoordelen. Als meer objectieve meting liet ik de deelnemers ook meedoen aan een spel waarin ze me zo snel mogelijk moesten vertellen hoeveel cirkels er zichtbaar waren op een foto van een kamer, vanuit hun eigen perspectief of vanuit het perspectief van een persoon op de foto. Sommige mensen vinden het erg moeilijk om in dit spel voortdurend te wisselen tussen hun eigen perspectief en dat van iemand anders en worden afgeremd, maar mensen die heel goed kunnen perspectieflezen zijn hier veel sneller in.

Toen ik het leesgedrag van mijn deelnemers bekeek, vond ik een interessant patroon. De mensen die aangaven in het dagelijks leven vaak te relativeren en die uitblonken in mijn relativerende spel, verwerkten de woorden in het verhaal die de binnenwereld van de personages beschreven veel sneller. Ze keken bijvoorbeeld minder vaak terug naar deze woorden nadat ze ze voor de eerste keer hadden gelezen.

Dit onderzoek toont aan dat sociaal-cognitieve vaardigheden een belangrijke rol spelen bij het lezen van verhalen, in het bijzonder bij het begrijpen van de perspectieven van de personages.

Wat inspireerde je om je onderzoeksonderwerp te kiezen?

Als student taalwetenschap vond ik het geweldig om de kleinste stukjes taal te bestuderen: klanken, lettergrepen, woorden, soms zinnen. Maar na een paar jaar kreeg ik zin om uit te zoomen en in plaats van naar de kleinste bouwsteentjes te kijken, kreeg ik interesse in het bestuderen van de complexe kunstwerken die we ermee kunnen bouwen. Zo kwam ik terecht bij mijn begeleider, dr. Roel Willems, die aan de Radboud Universiteit net een onderzoeksgroep was begonnen die zich bezighield met het bestuderen van hoe we verhalen en poëzie verwerken.

What was the most rewarding or memorable moment during your PhD journey?

In 2021 won ik een prijs (Christine Mohrmann Stipendium) waarmee ik drie maanden op bezoek kon bij prof. dr. Raymond Mar aan de York University in Toronto (Canada). Ik had net bijna twee jaar vanuit huis onderzoek gedaan vanwege de Covid pandemie, wat af en toe best een eenzame en demotiverende ervaring was. Het doorbrengen van deze maanden in Toronto was zo’n geweldige manier om mijn motivatie en inspiratie weer aan te wakkeren. Ik werd opgenomen in een geweldige gemeenschap van labgenoten en maakte zelfs enkele nieuwe vrienden. Ik kon ook een onderzoek uitvoeren met professor Mar dat uiteindelijk deel ging uitmaken van mijn proefschrift.

Wat wil je hierna doen?

Dat is een goede vraag. Ik ben eigenlijk nog steeds aan het nadenken over wat ik hierna wil doen in mijn carrière. Het liefst zou ik willen werken voor een organisatie of bedrijf dat bruggen bouwt tussen wetenschap en maatschappij. Ik heb graag fundamenteel onderzoek gedaan naar lezen, maar nu ik weet hoe belangrijk en verrijkend verhalen zijn, wil ik die kennis graag in de praktijk brengen.