Groepsgrootte beïnvloedt hoe taal verandert: een interview met Dr. Limor Raviv

/

Dr. Limor Raviv was een PhD-studente aan het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek. Ze heeft haar dissertatie ‘Language and society: How social pressures shape grammatical structure’ verdedigd op 7 mei 2020.

1. Wat was de hoofdvraag van je onderzoek?
Ik heb onderzocht of de structuur van talen gevormd wordt door hun sociale omgeving, bijvoorbeeld de grootte of de structuur van de gemeenschap waarin deze talen zich ontwikkelen. Ik wilde uitzoeken of verschillen in sociale omgeving een verklaring zouden kunnen bieden voor waarom er zoveel verschillende talen in de wereld zijn en waarom deze talen zo van elkaar verschillen.

Limor Raviv

2. Kun je de (theoretische) achtergrond in wat meer detail uitleggen?
Het is bekend dat sommige verschillen tussen talen ontstaan zijn door hun fysieke omgeving, zoals het klimaat of het landschap waarin een gemeenschap leeft. Deze aspecten van de omgeving kunnen de grammatica en klanken van een taal beïnvloeden. In sommige talen, zoals het Mandarijn, bepaalt de intonatie van een woord wat het woord betekent. Het woord [Má], waarbij je stem omhoog gaat, betekent ‘hennep’, maar [mà], waarbij je stem omlaag gaat als je het uitspreekt, betekent ‘streng toespreken’. Om dit onderscheid in toonhoogte te kunnen maken, moeten we precieze controle over onze stembanden hebben. Talen die worden gesproken in een koud en droog klimaat zijn meestal geen toontalen omdat de droge en koude lucht het moeilijker maakt om dit precieze verschil in tonen te produceren.

Aangezien taal een communicatiemiddel is, is het verder ook waarschijnlijk dat talen verschillen op basis van verschillende sociale behoeftes in een gemeenschap. Er is bijvoorbeeld een studie die vaststelde dat de morfologie van een taal beïnvloed wordt door het aantal sprekers. Morfologie beschrijft hoe woorden gevormd worden om bijvoorbeeld hun werkwoordstijd aan te passen (werk – werkte), een bijwoord te maken (in het Engels: happy – happily) of de naamval te veranderen (in het Duits: der Mann [de man] – des Mannes [van de man]). De studie beschreef dat talen met meer sprekers een eenvoudigere morfologie hadden. Er was echter meer onderzoek nodig om te bepalen de grootte van een groep ook echt een meer of minder complexe taal veroorzaakt.

3. Waarom is het belangrijk om een antwoord op deze vraag te vinden?
Het is opvallend hoeveel talen er bestaan: ongeveer 7000! Deze talen kunnen erg van elkaar verschillen, niet alleen in hun woorden en klanken, maar ook in hun grammaticale structuur. Mensen proberen al eeuwenlang de diversiteit in talen te verklaren, denk bijvoorbeeld aan het verhaal over de toren van Babel, maar we weten nog steeds niet zeker waarom er zoveel verschillen zijn tussen talen en hoe deze verschillen zich ontwikkeld hebben in de loop der tijd.

4. Kun je één specifiek project omschrijven?
In een van mijn projecten onderzocht ik of de grootte van een groep verschillen in de grammaticale complexiteit van een taal veroorzaakte terwijl die taal zich nog aan het ontwikkelen was. Natuurlijke taalontwikkeling vindt eigenlijk plaats over meerdere generaties, maar ik heb een spel bedacht waarin een groep proefpersonen binnen een paar uur met elkaar een taal moest verzinnen. Deze taal mocht niet gebaseerd zijn op hun eigen taal. Het spel werd gespeeld door een kleine groep van 4 proefpersonen of een grote groep van 8 proefpersonen, aan wie gevraagd werd om scènes te beschrijven. De 23 scènes bestonden uit vier verschillende vormen die in 16 verschillende richtingen konden bewegen (zie video).

Aan het begin van het spel werden proefpersonen in paren verdeeld. In deze groepjes van twee bedacht één proefpersoon telkens een woord bij een van de scènes en moest de andere raden bij welke scène dit woord hoorde. Op die manier kaatsten ze de verschillende scènes over en weer tot het einde van de eerste ronde. In de volgende ronde werden er nieuwe paren gevormd en speelden de proefpersonen het spel opnieuw. Ze konden hierbij de woorden uit de vorige ronde gebruiken en veranderen. Op deze manier werd in de loop van verschillende rondes een taal gecreëerd. Ik keek naar de grammaticale complexiteit van de verzonnen talen en wilde weten of deze verschilde afhankelijk van de grootte van de groep waarin de taal gecreëerd was. Verder vond ik het interessant om te kijken of de grootte van de groep bepaalde hoe lang het duurde voor de groep een ‘gemeenschappelijke’ taal ontwikkelde.

5. Wat is het belangrijkste of interessantste resultaat van je promotieonderzoek?
Ik vond dat grotere groepen talen met een meer systematische grammatica ontwikkelden. Dat betekent dat ze vaak verschillende delen van woorden bedachten om de vier verschillende vormen en de mogelijke richtingen waarin ze konden bewegen te beschrijven. Met deze delen maakten ze samenstellingen om te verwijzen naar een bepaalde vorm die in een bepaalde richting bewoog. Kleinere groepen waren hier minder consequent in en hun grammatica’s ontwikkelden zich langzamer en op een minder gestructureerde wijze (zie afbeelding 1).

In een later experiment heb ik de verzonnen talen uit het communicatie-experiment door andere proefpersonen laten leren die nog niet eerder hadden meegedaan. Zo kon ik testen of meer systematische talen gemakkelijker waren om te leren. Dit bleek inderdaad het geval te zijn: Mensen leerden talen die erg systematisch waren gemakkelijker dan de minder gestructureerde talen.

Afbeelding 1. Links: taal gemaakt door een kleine groep. Rechts: taal gemaakt door een grote groep.
De grote groep gebruikt een complex grammaticaal systeem om verschillende richtingen aan te duiden, terwijl dit minder het geval is in de kleine groep

6. Wat zijn de gevolgen of implicaties van dit resultaat? Hoe zal dit de wetenschap of de maatschappij verder brengen?
We zagen dat grote groepen meer gestructureerde talen bedachten en dat ze dit sneller en consequenter deden dan kleinere groepen. Dit bevestigt de observaties dat echte talen gesproken in kleinere gemeenschappen vaak complexer zijn.

Bovendien bevestigde het leerexperiment dat een taal moeilijker te leren is als die veel uitzonderingen en een minder systematische grammaticale structuur heeft. Dit is belangrijk om te weten bij het leren van een vreemde taal en het kan van belang zijn voor onderwijsstrategieën.

Ten slotte kwamen er door mijn onderzoeken ook weer nieuwe vragen naar boven: Als talen zich aanpassen aan de grootte van de gemeenschap waarin die taal gesproken wordt, zijn er dan ook andere sociale aspecten waar een taal zich aan aanpast?

7. Wat wil je hierna doen?
Ik zou mijn werk graag voortzetten en onderzoeken hoe talen gevormd worden door andere kenmerken van een sociale gemeenschap, zoals leeftijd of genderdiversiteit. Er wordt gesuggereerd dat vrouwen en jongeren de drijvende kracht achter taalverandering zijn en dat ze dus meer vernieuwing brengen en gemakkelijker veranderingen doorvoeren. Wat zou er gebeuren als we in het communicatie-experiment groepjes met proefpersonen van verschillende leeftijden of een verschillend aantal mannelijke en vrouwelijke proefpersonen een taal laten verzinnen? Hoe zouden de talen van elkaar verschillen? Zouden vrouwen en jongeren de meeste veranderingen doorvoeren? Ik ben van plan om deze vragen verder te onderzoeken in mijn volgende baan.

 

Lees verder
Link naar dissertatie

 

Interviewer: Merel Wolf
Editor: Julia Egger
Nederlandse vertaling: Caitlin Decuyper
Duitse vertaling: Greta Kaufeld
Eindredactie: Merel Wolf