Denk je dat ik geloof dat je hoopt …? De kracht van recursie

/

In mijn vorige blog schreef ik over recursie – zelf-replicatie, ofwel wanneer een regel of procedure wordt toegepast op zijn eigen opeenvolgende resultaten. Sommige taalkundigen beweren dat recursie een bepalend aspect is van de menselijke taal: onze grammatica stelt ons in staat woorden te combineren tot complexere structuren, die op hun beurt weer worden gecombineerd tot nog complexere structuren, vergelijkbaar met matroesjka-poppen. Ik betoogde echter dat recursie in grammatica niet helemaal overeenkomt met de huidige centrale status in de taaltheorie, aangezien dit hiërarchische gebruik van regels in de meeste, zo niet alle, aspecten van het leven aanwezig is. Maar betekent dit dat recursie iets triviaals en saais is? Zeker niet! Als een toverstaf stelt het ons, de mens – algemeen beschouwd als een zeer sociaal dier – in staat elkaar op een zeer efficiënte en flexibele manier te begrijpen en met elkaar te communiceren.

Je kat zal je nooit “huh?” vragen. Het kan haar gewoon niks schelen.

 

We kunnen elkaars gedachten lezen
Tenzij je een erg dikke huid hebt, heb je waarschijnlijk weleens een slapeloze nacht gehad omdat je je afvroeg waarom je baas of vriend(in) zo vreemd reageerde. “Dacht hij dat ik hem beledigde door dat te zeggen?”, “Gelooft ze echt dat gerucht dat ik jaloers op haar ben?” Als we gedachten hebben over gedachten over gedachten, enzovoort, voeren we recursief gedachtenlezen uit, om de terminologie van Michael Tomasello en andere psychologen te gebruiken. Sommigen van hen beweren zelfs dat we tot zeven niveaus van dergelijk recursief denken kunnen begrijpen: gedachten hebben over gedachten over gedachten over gedachten… etc.!

Zelfs hele simpele woorden vereisen mentale recursie
Vele taalkundigen en psychologen zijn van mening dat recursief gedachtenlezen cruciaal is voor communicatie. Als we spreken, denken we na over hoe de luisteraar onze woorden zal interpreteren. Als we luisteren, denken we na over wat de spreker wil dat we begrijpen.

Hoe werkt het? Stel je voor dat de Nederlandse premier op tv zegt: “De COVID-19-besmettingscijfers waren vorige week hoog”. Hij verwacht dat de kijker voldoende achtergrondkennis heeft om te begrijpen wat het woord hoog betekent – niet drie, of tien, of een miljoen, maar hoogstwaarschijnlijk een paar duizend mensen. De taal die we produceren (en tegenkomen) zit vol met vage uitdrukkingen als deze. We gebruiken ze de hele tijd omdat we verwachten dat andere mensen weten wat die woorden betekenen, en kunnen afleiden wat we bedoelen. Een zeer gedetailleerd model van dit complexe proces, Rational Speech Act Theory, is geformuleerd door Michael Frank en Noah Goodman (zie afbeelding 1).

Afbeelding 1: Recursie in menselijke communicatie (overgenomen uit Goodman & Frank 2016).
Stel je voor dat Sue (spreker) en Leo (luisteraar) naar drie mensen kijken. De één draagt ​​een bril, de ander een bril en een hoed, en de derde geen van beide. Plots zegt Sue: “Mijn vriend heeft een bril”, en daarmee verwijst ze maar naar één persoon. Wat doet Leo? Leo construeert een vereenvoudigde interne weergave van Sue in zijn hoofd, die we “Simplified Sue” zullen noemen, die op haar beurt weer een vereenvoudigd model van Leo’s redenering zou moeten hebben, die we “Letterlijke Leo” zullen noemen. Dit vereenvoudigde model is een naïeve interpretatie van de zin, alleen gebaseerd op de letterlijke betekenis ervan. Letterlijke Leo redeneert: “Oké, het label “bril” is van toepassing op twee personen, terwijl “hoed” slechts op één van toepassing zou zijn”. Op basis hiervan zou Simplified Sue “hoed” hebben gebruikt als zij de persoon met een bril én een hoed bedoelde, omdat die uitdrukking hem met 100% zekerheid zou hebben geïdentificeerd. Maar ze kiest in plaats daarvan voor een “bril”. Leo concludeert dus dat Sue de persoon met bril, maar zonder hoed, bedoelt.

Zelfs gewone functiewoorden zoals “maar”, “eigenlijk”, “niet” en “omdat” vereisen een behoorlijke hoeveelheid mentale recursie. Toen de huidige Amerikaanse president Joe Biden bijvoorbeeld eens zei “Ik ben Iers maar niet dom”, vonden veel Ieren dat niet leuk. Waarom? Het gebruik van “maar” geeft aan dat de spreker denkt dat zowel hij als de geadresseerden bekend zijn met het culturele stereotype dat Ieren over het algemeen dom zijn. Daaruit concludeerden de Ieren dat Biden dus denkt dat de geadresseerde de stereotiepe overtuiging deelt dat de Ieren dom zijn. Zo zie je dus: je hebt veel voorkennis nodig en je maakt nogal wat mentale loopings om de betekenis achter een simpele zin van slechts een paar woorden volledig te begrijpen.

Hoewel er goede redenen zijn om aan te nemen dat taalgebruikers behoorlijk luie gedachtenlezers zijn, die verschillende soorten snelkoppelingen en trucs gebruiken om cognitieve inspanning te besparen, zijn er aanwijzingen (klik hier) dat we meestal wel rekening houden met het perspectief van de luisteraar. Zo passen we onze taal aan de luisteraar aan, afhankelijk van of de luisteraar al dan niet beschikt over dezelfde informatie als wij.

Wat zei je?
Het vermogen om na te denken over de gedachten, overtuigingen en verlangens van andere mensen wordt Theory of Mind genoemd. Kunnen alleen wij mensen dat, of kunnen andere dieren het ook? Deze kwestie blijft controversieel. Maar hoewel onze naaste verwanten, mensapen, het standpunt van een ander kunnen begrijpen, zoals sommige onderzoekers beweren, is er nog één ding dat ze niet kunnen doen. Het ene dier kan het andere dier niet laten weten dat het zijn of haar boodschap niet begrijpt. Mensen daarentegen, doen dat de hele tijd. Neem dit interessante feit: alle talen lijken een woord te hebben als “huh”, dat de luisteraar kan gebruiker om de spreker te laten weten dat de zin niet werd begrepen (zie deze studie). Op deze manier communiceren we over de poging van iemand anders om te communiceren. Dieren hebben zo’n communicatiestrategie niet: als je kat niet begrijpt wat je wil zeggen, negeert ze je gewoon (dit is in ieder geval wat katten normaal gesproken doen). Dus als we één type recursie willen aanwijzen die uniek menselijk is, is spreken over spraak (die van iemand anders of die van jezelf) waarschijnlijk de beste kandidaat.

Roddels zijn goed voor je
De koningin van de recursie is roddelen, een actie waarbij iemand iets zegt over wat iemand zei, enzovoort… Neem Vicky Pollard, een tienermeisje uit de sketchcomedyshow Little Britain. Vicky’s roddels, in combinatie met haar snelle praten, zijn zowel erg recursief als erg verwarrend:
 

“Nee maar, maar ja, maar nee, want je kent Albany, nou zij zei dat ik iedereen vertel dat Samina een snor heeft, en dat heeft ze, maar ik heb dat niet gezegd.”

 
Roddels hebben geen goede reputatie, maar sommige evolutionaire psychologen zoals Robin Dunbar denken dat roddels ons in staat hebben gesteld grotere groepen te vormen en daardoor de dominante soort te worden. Roddelen is een hulpmiddel om waardevolle sociale informatie te delen en wederzijds vertrouwen op te bouwen. Het is ook een powerlifting-oefening voor recursie!

De glorie van recursie
Samenvattend speelt recursie inderdaad een cruciale rol in de menselijke taal en cultuur, maar niet op de manier waarop sommige taalkundigen erover denken (zie Deel I van deze blogserie). Het verbazingwekkendste is dat we kunnen nadenken over wat anderen denken, en kunnen praten over wat anderen zeggen. Ons vermogen om elkaars gedachten te ‘lezen’ stelt ons in staat om een zeer flexibele woordenschat en grammatica te hebben (denk bijvoorbeeld aan het woord “vierkant”. Het betekent iets anders als we het hebben over een vierkante tafel, een vierkant gezicht of een vierkante piramide, maar we begrijpen met gemak wat het in elke zin betekent). Onze behoefte aan samenwerking en binding heeft veel taalhulpmiddelen gecreëerd, van kleine woorden zoals “huh?” tot complexe structuren zoals “Denk je dat ik geloof dat je hoopt…” Deze hulpmiddelen hebben ons als soort geholpen om ongelooflijke dingen te bereiken.

 

Dankwoord
Ik ben Arie Verhagen (Universiteit Leiden) oprecht dankbaar voor verhelderende opmerkingen op een eerdere versie van deze blog.

 

Verder lezen
– Blakemore, D. 2002. Relevance and linguistic meaning: The semantics and pragmatics of discourse markers. Cambridge: CUP.
– Dingemanse M., Roberts S.G, Baranova J, Blythe J, Drew P, Floyd S, et al. 2015. Universal principles in the repair of communication problems. PLoS ONE 10(9): e0136100. Link.
– Frank, M. C., & Goodman, N. D. 2012. Predicting pragmatic reasoning in language games. Science 336(6084), 998–998. Link.
– Goodman, N.D., & Frank, M.C. 2016. Pragmatic language interpretation as probabilistic inference. Trends in Cognitive Sciences 20(11). Link
– Sperber, D., and Wilson, D. 1986/95: Relevance: Communication and Cognition. Oxford: Blackwell.
– Tomasello, M. 2008. Origins of human communication. Cambridge, MA: MIT Press
– Verhagen, A. 2005. Constructions of Intersubjectivity: Discourse, Syntax, and Cognition. Oxford: Oxford University Press.

 

Afbeeldingen
– Afbeelding 1: eigen productie

 

Schrijver: Natalia Levshina
Redacteur: Melis Cetincelik
Nederlandse vertaling: Eva Poort
Duitse vertaling: Natascha Roos
Eindredactie: Merel Wolf