Het verhaal van twee modaliteiten: Een interview met dr. Francie Manhardt

/

Dr. Francie Manhardt was een PhD student aan de Radboud Universiteit. Ze verdedigde haar dissertatie getiteld ‘Het verhaal van twee modaliteiten: Hoe modaliteit taalproductie en visuele attentie vormgeeft’ op 19 februari 2021.

Wat was de hoofdvraag van je onderzoek?

Onze mogelijkheid om door middel van taal met elkaar te communiceren is wat ons menselijk maakt. Echter, de talen in de wereld verschillen in geluiden, woorden, en grammatica. Daardoor zijn er soms grote verschillen tussen talen in hoe betekenissen worden uitgedrukt. We weten door eerder onderzoek dat sprekers door deze diversiteit de wereld door andere ogen bekijken. Een goed voorbeeld hiervan is kleurperceptie: een verandering in kleur is beter te herkennen als een taal er een apart woord voor heeft.

In mijn dissertatie wilde ik onderzoeken of dit effect ook bestaat voor sprekers van gesproken talen vergeleken met gebruikers van gebarentalen. Maar in plaats van het bestuderen van kleuren heb ik een fundamenteel verschil tussen gesproken en gebarentalen onderzocht, modaliteit: niet de stembanden maar de visuele delen van het lichaam, handen, gezicht, en lichaamsbewegingen worden gebruikt tijdens het gebaren. In mijn dissertatie bestudeerde ik of dit verschil in modaliteit (vocaal vs. visueel) invloed heeft op hoe horende sprekers en niet-horende gebaarders naar de wereld kijken. Ik heb ook onderzocht wat er gebeurt als één persoon een gesproken én een gebarentaal kent. Spreken en gebaren deze mensen anders omdat de twee talen elkaar beïnvloeden? En hoe heeft dit invloed op de manier waarop ze naar de wereld kijken?

Kun je de (theoretische) achtergrond in wat meer detail uitleggen?

Ik koos ervoor om te onderzoeken hoe mensen ruimtelijke relaties communiceren, omdat we weten dat gesproken en gebarentalen erg verschillen in dit domein. Ik keek specifiek naar omschrijvingen van afbeeldingen waarop twee objecten te zien zijn, zoals een pen en een glas. Deze objecten waren in een ruimtelijke relatie tot elkaar. Bijvoorbeeld: de pen was rechts naast het glas.

Er zijn twee grote verschillen tussen sprekers en gebaarders als het gaat om afbeeldingen omschrijven: (1) Door beide handen en andere delen van het lichaam te gebruiken, kunnen gebaarders objecten en hun ruimtelijke relaties uitbeelden door deze aspecten uit te beelden met hun handen en ze voor hun lichaam te plaatsen. Dit visuele uitbeelden noem ik in mijn dissertatie “iconiciteit”, en is niet mogelijk in gesproken taal; (2) Gebaarders die meerdere gebarentalen kennen, gebruiken een vaste volgorde om de twee objecten (bijvoorbeeld pen en glas) te noemen. Grotere objecten als glas komen eerst en worden gevolgd door een kleiner object als pen. Gesproken talen gebruiken niet zo’n duidelijke volgorde voor deze relaties, dus dit lijkt gedreven te worden door het gebruiken van handen om ruimtelijke relaties aan te duiden.
Met deze twee verschillen in mijn gedachte heb ik een experiment ontworpen waarin afbeeldingen beschrijven en het volgen van oogbewegingen samen kwamen. Hiermee onderzocht ik mogelijke relaties tussen de manier waarop horende sprekers, dove gebaarders, en horende meertaligen van een gesproken en een gebarentaal afbeeldingen van ruimtelijke relaties beschrijven en hoe ze naar deze afbeeldingen kijken.

Waarom is het belangrijk om een antwoord op deze vraag te vinden?

Met de enorme diversiteit in talen die gebruikt worden in de wereld en het feit dat rond de 60% van ons meer dan één taal spreekt, lijkt het onmogelijk dat we allemaal hetzelfde denken en de wereld op dezelfde manier waarnemen. Door de mogelijke interacties tussen taal en cognitieve processen te onderzoeken, leren we hoe mensen uit verschillende culturen en talen mogelijk verschillen in hun manier van denken. Helaas zijn gebarentalen nog steeds weinig bestudeerd en het type experimenten dat wordt beschreven in mijn dissertatie is nog weinig gedaan met gebaarders in het verleden. Ik denk dat het erg belangrijk is om gebarentalen te betrekken in dit onderzoeksveld. Gebarentalen zijn namelijk ook talen.

Kun je één specifiek project omschrijven?

De hoofdstukken van mijn dissertatie zijn allemaal gebaseerd op één groot project. Elk hoofdstuk focust op een ander aspect van hetzelfde experiment met dezelfde proefpersonen. Specifiek gaat het om horende sprekers van het Nederlands, dove gebaarders van Nederlandse Gebarentaal (NGT), en horende tweetaligen van Nederlands en NGT, die vier afbeeldingen te zien kregen op een laptop. Elke afbeelding had dezelfde twee objecten (bijvoorbeeld glas en pen), maar in vier verschillende ruimtelijke relaties (bijvoorbeeld links/rechts/voor/op). De taak van de proefpersonen was om een van de afbeeldingen (aangegeven met een pijl) te omschrijven aan een getrainde gesprekspartner. De status van de gesprekspartner kwam altijd overeen met de status van de proefpersoon. Dat betekent dat horende proefpersonen de afbeeldingen omschreven voor horende gesprekspartners, en dove gebaarders altijd voor dove gesprekspartners. Ik volgde met een kleine infraroodcamera waar de proefpersonen keken op het scherm. Ik wilde weten naar welke afbeelding dat ze keken, en hoe vaak, om deze data te vergelijken tussen horende sprekers en dove gebaarders, gebaseerd op de modaliteit die ze in hun eigen taal gebruiken.

Wat is het belangrijkste of interessantste resultaat van je promotieonderzoek?

Gebarentalen maken vaak gebruik van omschrijvingen die de ruimtelijke situatie uitbeelden, terwijl gesproken talen meer niet-iconische woorden bevatten, zoals ‘links’. Zorgt dit verschil ervoor dat gebaarders anders naar ruimtelijke relaties kijken dan sprekers? Dat is de hoofdvraag van hoofdstuk 2 uit mijn dissertatie. Ik heb gevonden dat horende sprekers vaak kijken naar de afbeelding die ze moeten omschrijven – die waar de pijl naar wees – terwijl ze plannen wat ze gaan zeggen. Dove gebaarders, daarentegen, keken veel naar alle vier de afbeeldingen terwijl ze maar één afbeelding moesten omschrijven. Ik verklaar dit door te stellen dat het tijdens gebaren over ruimtelijke relaties misschien meer aandacht kost om te plannen hoe de handen gevormd en geplaatst moeten worden.

Wat zijn de gevolgen of implicaties van dit resultaat? Hoe zal dit de wetenschap of de maatschappij verder brengen?

Het werk dat te lezen is in mijn dissertatie kan een grote impact hebben op het debat over het gebruik van gebarentaal met dove en slechthorende kinderen met cochleaire implantaten. Dit zijn hightech medische apparaten die doven helpen om geluid waar te nemen. Vaak adviseren medische professionals tegen het gebruik van gebarentaal na het plaatsen van zo’n implantaten, omdat het de ontwikkeling van het spreken zou verhinderen. Mijn bevindingen over het taalgebruik van tweetaligen laat zien dat gebaren geen gevaar is voor spraakontwikkeling. Invloeden van verschillende talen bij tweetaligen komen natuurlijk voor en zijn geen indicatie dat tweetaligen in de war zijn. Integendeel, deze invloeden zijn evidentie dat tweetaligen gevoelig zijn voor grammaticale en sociolinguïstische beperkingen in beide talen.

We suggereren, gebaseerd op mijn bevindingen, dat het leren van gebarentaal én gesproken taal van jongs af aan (meertalige educatie) spraak en communicatie verrijkt. Een van de doelen van mijn dissertatie is om meer bewustzijn te creëren over taal in de dovengemeenschap. Bimodale meertalige taalontwikkeling (NGT en gesproken Nederlands) zou geaccepteerd moeten worden net als tweetalige ontwikkeling met twee gesproken talen (bijvoorbeeld Nederlands en Engels).

Wat wil je hierna doen?

Ik zou andere onderzoekers willen ondersteunen en hun werk makkelijker willen maken door in te zetten wat ik tijdens mijn PhD heb geleerd, beide inhoudelijk en vaardigheden. Op het moment ben ik lid van Onderzoeksdiensten bij het Instituut voor Onderzoeksmanagement van de Radboud Universiteit als databeheerder. Ik ondersteun de ethische commissie, help het ontwikkelen van ICT data infrastructuur, en coördineer onderzoek datamanagement.

Link naar dissertatie

Interviewer: Julia Egger
Redacteur: Caitlin Decuyper, Sophie Slaats
Nederlandse vertaling: Veerle Wilms
Duitse vertaling: Bianca Thomsen