Onlangs zag ik een groep politieagenten in de supermarkt. Ze waren waarschijnlijk bezig lunch te halen, toen een peuter hen gedag wilde zeggen. Opeens begonnen deze zeer serieus uitziende mannen op een lieve, grappige manier tegen het nieuwsgierige kind te praten, wat een grote glimlach op de gezichten van omstanders toverde. Je weet vast wat dit is – het is babytaal. Zoals de naam al doet vermoeden, gebruiken we het bij baby’s, maar ook bij huisdieren, romantische partners, planten, en – misschien verrassend – bij buitenlanders, mensen met een leerstoornis en ouderen. Maar waarom doen we dit eigenlijk?
Voordat we mogelijke verklaringen onderzoeken, is het goed om te weten dat er niet één enkele reden is waarom mensen babytaal gebruiken (in de wetenschappelijke literatuur ook wel “infant-directed speech” of “child-directed speech” genoemd). Babytaal is afhankelijk van onze cultuur, de situatie waarin we ons bevinden, en met wie we praten. Maar omdat we het alleen gebruiken voor specifieke doelgroepen, is de vraag: wat is het aan de luisteraar dat ons babytaal doet gebruiken?
Schattig?
De eerste gedachte die opkomt, is dat babytaal een uiting is van genegenheid. We voelen ons aangetrokken tot baby’s en alles wat op hen lijkt – grote ogen, ronde gezichtjes, kleine lichaampjes – vanwege een evolutionair gevormde zorg voor ons nageslacht, die zich uitbreidt naar anderen die ons aan baby’s doen denken. Babytaal kan een manier zijn om aan diegenen die er schattig uitzien te laten zien dat we hen willen verzorgen en beschermen. Dit verklaart waarom volwassenen intensere babytaal gebruiken bij jongere kinderen, kinderen met meer babyachtige gezichten, en bijvoorbeeld wel bij puppy’s en niet bij oude honden.
Babytaal is misschien begonnen bij baby’s, maar het verzorgen van iemand zorgt ervoor dat veel mensen in babytaal gaan praten, zelfs als er geen schattig gezichtje (of een baby) in beeld is -bijvoorbeeld bij partners, vrienden of ouderen. Het is een manier om genegenheid en betrokkenheid te tonen, maar ook om intimiteit te bevorderen. Een reactie op de babytaal is zelfs niet nodig: denk aan je geliefde kamerplant of knuffelbeer.
Toch is babytaal niet in elke cultuur (vooral in westerse culturen) automatisch gelinkt aan iets schattigs. Er zijn gemeenschappen waarin weinig tot geen babytaal wordt gebruikt of waar men ervoor kiest om überhaupt niet veel met jonge baby’s te praten. Dit laat zien dat babytaal niet de enige manier is om met kinderen te verbinden of zorg te tonen.
Gebrek aan competentie?
Een andere mogelijkheid is dat we overschakelen naar babytaal wanneer we denken dat de ander onze normale, snelle manier van praten niet kan volgen, bijvoorbeeld door gehoorproblemen of een leerstoornis. In veel culturen is babytaal trager, gebruikt het kortere zinnen, eenvoudigere woorden, en een overdreven nadruk. Dit kan helpen bij de communicatie met kinderen die net beginnen te praten, en het kan het makkelijker maken voor buitenlanders om een taal te begrijpen die ze nog niet volledig beheersen.
Kleine kinderen, buitenlanders, mensen met beperkingen of oudere volwassenen worden vaak door anderen als minder competent gezien (ook als dat niet zo is), en dus in nood van eenvoudigere taal. Inderdaad presteren peuters beter op bepaalde taalopdrachten wanneer die in babytaal worden aangeboden dan in normale taal. Dat is een teken dat babytaal voor hen beter te begrijpen is.
Maar dit is niet het hele verhaal. We schakelen meestal niet terug naar gewone volwassenentaal wanneer onze gesprekspartner – of het nu een kind of een oudere is – duidelijke signalen geeft dat hij of zij ons goed begrijpt. Bovendien maken sommige kenmerken van babytaal het begrip juist moeilijker voor bepaalde groepen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een overdreven uitspraak van woorden het begrip bij ouderen juist kan belemmeren. En last but not least: er zijn culturen waarin babytaal kenmerken heeft waarvan je zou verwachten dat ze het begrijpen juist lastiger maken – zoals een sneller tempo of minder duidelijke klanken. Dit zou kunnen betekenen dat babytaal niet primair bedoeld is als vereenvoudiging van taal, of dat verschillende gemeenschappen andere opvattingen hebben over welke aanpassingen taal makkelijker maken en welke juist niet.
Inferieur?
“Praat niet tegen me alsof ik een baby ben!” Babytaal kan betuttelend overkomen, en daarom vinden oudere kinderen het vaak vervelend om zo aangesproken te worden. Er zit een duidelijke machtsongelijkheid in een gesprek met babytaal: de één neemt de rol van kind aan, de ander die van ouder. Als het gesprek daadwerkelijk plaatsvindt tussen een jong kind en een ouder, is dat meestal prima, maar mensen kunnen zich beledigd voelen wanneer ze geen kind zijn, maar bijvoorbeeld een patiënt, buitenlander of oudere.
Sommigen gebruiken babytaal om zorg te tonen of de communicatie te vergemakkelijken – soms zonder het te willen iemand beledigend – maar er zijn ook mensen die het gebruiken om anderen als minderwaardig neer te zetten. Babytaal komt bijvoorbeeld vaak voor in ruzies waarin één partij de ander niet serieus neemt. Hier is babytaal geen poging tot betere communicatie, maar eerder een manier om de overhand te nemen, te laten zien dat men de ander niet als gelijke ziet. Stel je voor dat iemand op hoge toon zegt: “Aaaaah, denk jij dat dat een goed idee is, ja?”
Een lopende discussie
Tot slot moeten we niet vergeten dat misschien niet alle babytaal hetzelfde is. Er is een lopende discussie over de vraag of babytaal één stijl is of meerdere. Onderzoekers maken onderscheid tussen primaire en secundaire babytaal. Primaire babytaal is gericht op kinderen, terwijl secundaire babytaal wordt gebruikt bij alle anderen.
Afhankelijk van de luisteraar zijn sommige kenmerken van babytaal meer aanwezig dan andere. Babytaal voor buitenlanders is bijvoorbeeld luider, terwijl babytaal voor baby’s juist zachter is. Het is duidelijk dat een reden voor het gebruik van babytaal is om je aan te passen aan je gesprekspartner. Toch zijn onderzoekers nog steeds bezig met uitzoeken hoeveel stijlen van babytaal er zijn en wat ze uniek maakt.
Schrijver: Magda Matetovici
Redacteur: Izabela Jordanoska
Vertaling Nederlands: Anniek Corporaal
Vertaling Duits: Jule Hafermann
Verder lezen:
Ben-Aderet, T., Gallego-Abenza, M., Reby, D., & Mathevon, N. (2017). Dog-directed speech: why do we use it and do dogs pay attention to it? Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences, 284(1846), 20162429.
DePaulo, B. M., & Coleman, L. M. (1981). Evidence for the specialness of the “baby talk” register. Language and Speech, 24(3), 223-231.
Efeoğlu, E., Erdoğan-Öztürk, Y., & Güler, H. I. (2021). Why Do Adults Use Baby Talk in the Online Space? Baby Talk as a Pragmatic Face Device in Adult Communication. Cankaya University Journal of Humanities and Social Sciences, 15(2), 311-329.
Kalashnikova, M., Carignan, C., & Burnham, D. (2017). The origins of babytalk: Smiling, teaching or social convergence?Royal Society open science, 4(8), 170306.
Zebrowitz, L. A., Brownlow, S., & Olson, K. (1992). Baby talk to the babyfaced. Journal of Nonverbal Behavior, 16, 143-158.
