Soms loont het om dingen net een beetje anders te doen. Dit is het verhaal van Caroline Rowland, directeur van onze Language and Development Department (LaDD). Haar carrière ging van de secretaresseopleiding naar een deeltijd PhD. Nog voordat ze haar doctorstitel had behaald, kreeg ze al een positie als assistant professor aangeboden. Haar gezinsleven bood haar haar vaste basis, en zorgde ervoor dat ze elke kans aanpakte.
Caro, jij hebt niet echt een standaardtraject naar professorschap gehad. Hoe zag jouw weg eruit?
“Dan moeten we terug naar nog voordat ik mijn PhD had. Ik had mijn bachelor afgerond en ik zag verdergaan in de wetenschappelijke wereld niet echt als een optie, maar Elana Lieven bood me een baan als onderzoeksassistent in Nottingham aan, waarschijnlijk omdat ik een opleiding tot administratief medewerker had gevolgd en goede organisatorische vaardigheden had. Dus ik nam dat aanbod aan en ik nam mijn man met me mee.
Na een jaar, rond de tijd dat we ons eerste kindje kregen, raakte ik echt geïnteresseerd in onderzoek, dus vroeg ik aan mijn baas: ‘Kan ik ook een deeltijd PhD doen?’ Ik bleef gewoon mijn werk als onderzoeksassistent doen in de werkuren en in mijn vrije tijd deed ik de data-analyses en het schrijven. Een deel van het project, de Manchester corpus, was echt mijn eigen werk, en met drie andere collega’s schreven we samen aan de publicaties. Op basis daarvan kreeg ik een baan als assistant professor aangeboden, eigenlijk was dit nog voordat ik mijn PhD echt af had.
Tijdens mijn PhD kreeg ik een tweede kind. Mijn begeleiders waren daar aanvankelijk niet al te blij mee, maar gelukkig waren ze later heel behulpzaam. Aangezien mijn man een verpleger in opleiding was, hadden we zowel zijn studiebeurs als mijn salaris nodig om rond te komen. Ik weet nog hoe bang ik was toen onze wasmachine kapotging en we geen geld hadden om ‘m te repareren. Mijn ouders gaven ons wat geld ervoor, we leefden echt van de hand in de tand.
Daarom probeerde ik elke kans die ik kreeg aan te pakken. Toen ik senior lecturer was, kreeg ik het aanbod op een leiderschapscursus voor toekomstige onderzoeksleiders te volgen. Ik had op dat moment ‘nee’ kunnen zeggen, maar ik besloot dat het belangrijk was, en ik deed het toch.
Ik denk dat ik door deze cursus veel heb geleerd over people management, zoals mensen inwerken, het effectief leiden van teams, transparant zijn en fouten toegeven; het soort vaardigheden die academici normaal gesproken niet aangeleerd krijgen. Ik kan wel zeggen dat die cursus veel werk was, maar eigenlijk hebben die vaardigheden mijn huidige baan juist makkelijker gemaakt. Ik denk dat behulpzaam zijn erg belangrijk is voor mijn ethos, ik wil dat mensen naar me toe kunnen komen als ze ergens moeite mee hebben.”
Wat vind je belangrijk wanneer het om het begeleiden van postdocs gaat? En hoe is jouw stijl van begeleiden over de jaren heen veranderd?
“Toen ik LaDD binnen MPI aan het vormgeven was, besloot ik dat ik een afdeling wou creëren die collegiaal aanvoelde, waar samenwerking welkom was, in plaats van een competitieve afdeling. Wat ik ook belangrijk vond, was dat de afdeling gegrond was in de principes van Open Science. Dat waren mijn twee doelen en, ook al was het al 2016, het voelde alsof ik daarmee een beetje een risico nam.
Ik moet wel zeggen: het enige waar ik geen tolerantie voor heb, is luiheid. Mijn mensen zijn geniaal en super gemotiveerd, maar als er mensen bij zaten die niet echt hun steentje bijdroegen, denk ik niet dat ik daar zo tolerant mee om zou gaan. Gelukkig heb ik daar nooit mee te maken hoeven te hebben. En ik denk dat het een beetje academici eigen is. Onderzoekers, vooral in de vroege stadia van hun carrière, zijn meestal onwijs gedreven.
Ik zie mijn baan vooral als het opleiden en ondersteunen van jonge onderzoekers. Bij MPI bieden we geen vaste contracten aan, dus geen een van mijn postdocs of PhDs zal voor eeuwig hier blijven. Daarom is het mijn taak om ervoor te zorgen dat zij de vaardigheden ontwikkelen die ze nodig hebben om hierna welke baan dan ook te kunnen krijgen, zij het in de academische wereld of daarbuiten. Dat is hoe ik mijn missie zie.
Als ik mijn PhDs en postdocs goed uitzoek en ze goed train, zullen ze goed onderzoek verrichten en goede carrières hebben. Als ze goed onderzoek doen, krijgen ze een goede wetenschappelijke beoordeling en als ze een goede wetenschappelijke beoordeling krijgen, zullen ze goede carrières hebben. En daardoor zullen we goed onderzoek blijven verrichten. Het staat allemaal met elkaar in verbinding, en het begint allemaal bij de juiste begeleiding.
Ik denk dat veel jonge mensen dat vergeten: hoe bijzonder het eigenlijk is om zulke hoge taal- en rekenvaardigheden te hebben. Niet veel mensen hebben dat. En het zijn zulke belangrijke vaardigheden in zoveel verscheidende soorten carrières. Ik wil dat meer mensen nadenken over de vragen ‘Wat doe ik graag?’ en ‘Wat wil ik met mijn leven doen?’
Dus ik denk dat mensen eigenlijk altijd wel verder moeten kijken dan alleen de academische wereld. Zelfs ik doe het nog steeds! Ik zou hier echt niet zitten als ik niet nog steeds van dit werk hield. Dan zou ik wel wat anders zijn gaan doen. Als ik destijds niet dat aanbod voor onderzoeksassistent kreeg, zou ik leraar of advocaat zijn geworden. Voor een onderzoeker is er meer druk om fondsen te werven voor je onderzoek en te publiceren. Dus als professor moet je succesvol zijn in het spelletje ‘financiering binnenharken’. Je moet dan wel echt van onderzoek doen houden om met dat soort gekkigheid te dealen. Dus ja, ik vind wel dat iedereen ook een andere carrièrepad in hun hoofd moet blijven houden.”
Welk advies zou je huidige PhDs en postdocs geven?
“Er is niet één algemeen advies, ik denk dat dat maatwerk is. Is iemand bereid om waar dan ook in de wereld heen te verhuizen? Als het antwoord ‘nee’ is, dan is het advies: ‘Oké, dan moet je wel inzien dat je minder mogelijkheden voor een carrière in de wetenschap hebt.’
Een andere vraag is: wat voor soort onderzoek wil je doen? Zou je bereid zijn om op een ander thema te werken dan dat je voor je PhD hebt gedaan? En zo ja, hoe ver mag het dan voor je afwijken? Als iemand heel erg specifieke interesses heeft en alleen X wil doen, dan zal het lastig zijn om iets te vinden, en moet diegene misschien een andere strategie overwegen. Als mensen een postdoc zoeken, zijn ze vaak meer geïnteresseerd in de methodologische en analytische vaardigheden die je hebt dan op welk onderwerp je hebt gewerkt. Dus je kan buiten je eigen onderwerp zoeken, zolang je de juiste methodologische vaardigheden hebt.
Een andere vraag die ik vaak stel aan de mensen die ik begeleid is: “Oké, stel dat het toch niks wordt met de academische wereld, waar zou je nog meer in geinteresseerd zijn?’ En als iemand dan bijvoorbeeld ‘data science’ zegt, dan vraag ik: ‘Wat zou je dan nu alvast kunnen trainen? Misschien kun je wat meer tijd besteden aan programmeren.’ Of stel iemand zegt ‘communicatie’, nou dan kunnen ze misschien aan de slag bij de TalkLing blog. Zie je wat ik bedoel met maatwerk?
Ik denk dat het enige advies wat ik altijd heb gevolgd is: het maakt niet uit hoe eng of spannend het is, als een mogelijkheid zich voordoet, pak ‘m! Moed is een onderschatte academische vaardigheid.”
Over Caroline Rowland
Caro’s werk heeft, met haar verschillende experimentele en theoretische perspectieven, de manier waarop we kindertaalverwerving bekijken voorgoed veranderd.
| Carrièrefase | Rol |
| Onderzoeksassistent & studie (1993–2000) | Onderzoeksassistent & promovenda aan de Universiteit van Nottingham, werkte aan de Manchester corpus. |
| Professor in het Verenigd Koninkrijk (1998–2016) | Professor aan de Universiteit van Liverpool, doceerde in kindertaalverwerving. |
| Directeur & Professor (2016–present) | MPI Directeur and en professor in eerste taalverwerving aan de Radboud Universiteit. |
Vertaling Nederlands: Izabela Jordanoska
