Als je opgroeit en twee talen tegelijk leert, hoe beïnvloeden die elkaar dan?

/

Een interview met dr. Elly Koutamanis

Wat was de belangrijkste vraag in je proefschrift?

Mijn onderzoek richtte zich op het begrijpen hoe woorden uit verschillende talen worden opgeslagen en verwerkt in de hersenen van kinderen die vanaf jonge leeftijd twee talen tegelijk leren.

Er waren twee belangrijke onderzoeksvragen in mijn proefschrift:

  1. Hoe worden de betekenissen en klanken van woorden uit beide talen opgeslagen in de hersenen en in hoeverre beïnvloeden ze elkaar?
  2. In hoeverre bepalen interpersoonlijke verschillen, taak- en situatieverschillen en overeenkomsten tussen de twee talen hoe woorden uit elke taal elkaar beïnvloeden?

Kun je de (theoretische) achtergrond wat nader toelichten?

Onderzoek naar laat tweetalige volwassenen toont aan dat het kennen van woorden uit twee talen de taalverwerking kan beïnvloeden. Meer specifiek kunnen tweetaligen woorden sneller verwerken als ze hetzelfde klinken en/of als ze in beide talen hetzelfde betekenen. Voorbeelden van dergelijke woorden in het Engels en Nederlands zijn brick en bril ‘bril’, die met dezelfde klanken beginnen, spoon en lepel ‘lepel’, die hetzelfde betekenen, en apple en appel ‘appel’, die zowel qua klank als qua betekenis overlappen (dit worden cognaten genoemd).

We weten dus dat bij laat tweetaligen woorden die in beide talen dezelfde betekenis of hetzelfde geluid hebben, met elkaar in verband kunnen worden gebracht en elkaar zelfs kunnen helpen bij de taalverwerking. Maar hoe zit het met kinderen die met twee talen tegelijk opgroeien?

Dat wilde ik als eerste uitzoeken: komt dit soort lexicale crosslinguïstische invloed ook voor bij kinderen die tegelijkertijd tweetalig zijn? Kort gezegd: ja! Dit betekent dat in de hersenen van een tweetalig kind de woordbetekenis en klanken van beide talen allemaal met elkaar verbonden zijn, en dat het denken aan een woord in de ene taal tijdens de taalverwerking een woord uit de andere taal in herinnering kan brengen.

Ten tweede, om meer te weten te komen over hoe het spreken van de ene taal de woordkeuze van sprekers in een andere taal beïnvloedt, heb ik gekeken of en hoe dit verschilt tussen tweetaligen, afhankelijk van de mate waarin ze aan elke taal zijn blootgesteld. Ik heb ook gekeken hoe deze invloed veranderde bij verschillende soorten taken en situaties, en bij verschillende taalcombinaties.

Waarom is het belangrijk om deze vraag te beantwoorden?
Ik denk dat het eerlijk is om te zeggen dat de samenleving veel geeft om tweetalige kinderen en kinderen die een tweede taal leren, waarbij leraren en beleidsmakers op zoek zijn naar de beste manieren om hun woordenschat te vergroten, maar de focus ligt meestal alleen op hun ontwikkeling van de Nederlandse taal. Hoe de twee talen op elkaar inwerken, wordt vaak over het hoofd gezien. Het is ook belangrijk om in detail te begrijpen hoe tweetalige kinderen talen verwerken en hoe de woorden van beide talen in hun hersenen worden opgeslagen, voordat we goed beleid en onderwijs voor tweetalige kinderen kunnen implementeren.

Kun je ons iets vertellen over een bepaald project (vraag, methode, bevindingen, implicaties voor de wetenschap of de samenleving)?

In één studie heb ik de resultaten geanalyseerd van een Nederlandse woordenschattoets die door meer dan 300 kinderen is afgelegd. Deze kinderen waren simultane of vroege tweetaligen die zowel Nederlands als Duits, Engels, Spaans, Grieks of Turks spraken. Voor elk woord in de test heb ik berekend hoe vergelijkbaar het klonk met de vertaling in de andere talen, dat wil zeggen, in hoeverre het een cognate was. Ik ontdekte dat hoe meer de woorden van de twee talen op elkaar leken, hoe vaker kinderen het Nederlandse woord correct kenden.

Ik had verwacht dat dit cognate-effect sterker zou zijn bij kinderen die meer verwante talen spraken die veel overeenkomsten vertonen (bijvoorbeeld Nederlands-Duits en Nederlands-Engels) dan bij de andere kinderen. Interessant genoeg ontdekte ik het tegenovergestelde! Het leek erop dat de vele overeenkomsten tussen hun talen ervoor zorgden dat cognaten minder opvielen voor deze kinderen. Dat zou kunnen betekenen dat verschillen en overeenkomsten tussen talen op andere vlakken een rol spelen in hoe tweetalige kinderen woorden verwerken.

Wat inspireerde je om dit onderzoeksonderwerp te kiezen?

Tijdens mijn onderzoek bleef ik geïnspireerd door de Nederlands-Griekse tweetalige kinderen en hun families die ik bezocht voor mijn eerste gegevensverzameling. Ik herkende veel van mezelf en mijn eigen Nederlands-Griekse tweetalige opvoeding in hen. Het betekende veel voor me om in mijn werk aandacht te kunnen besteden aan deze kleine minderheidsgemeenschap.

Kun je een moment van een grote uitdaging of mislukking tijdens jedoctoraatsstudie delen en vertellen hoe je dit hebt overwonnen?

Ik was bijna klaar om te beginnen met mijn tweede gegevensverzameling, waarbij ik meer Nederlands-Griekse en ook Nederlands-Duitse gezinnen zou bezoeken, toen Covid toesloeg. Eerst dacht ik dat ik het zou afwachten, maar al snel werd duidelijk dat ik mijn plannen moest wijzigen. Het kostte veel moeite en vallen en opstaan, maar uiteindelijk hebben we volledig op afstand gegevens verzameld van meer dan honderd kinderen die in Nederland, Duitsland en Griekenland wonen. De kinderen voerden verschillende taken uit in online experimenten, onder begeleiding van geanimeerde personages in video’s die ik had gemaakt en onderzoekers die via videogesprekken aanwezig waren. De ouders hielpen ons ook door opnameapparatuur op te zetten, zodat we zelfs de reactietijden van de kinderen konden registreren!

Wat wil je nu gaan doen?

Ik werk als onderzoeker bij het Expertisecentrum Nederlands in Nijmegen. Dit is een onderzoeksinstituut dat zich richt op taalonderwijs, vaak in opdracht van de overheid. Een van de projecten waar ik momenteel bij betrokken ben, is een grootschalig onderzoek naar het niveau van Engels dat kinderen aan het einde van de basisschool hebben. Ik leer veel over onderwijs en onderwijsonderzoek, wat ik erg interessant vind! Ik vind het ook leuk dat ik nu bij meerdere projecten tegelijk betrokken ben, wat heel anders is dan dat ene grote (soms enge) PhD-project!