Denk je dat ik geloof dat je hoopt …? De kracht van recursie

In mijn vorige blog schreef ik over recursie – zelf-replicatie, ofwel wanneer een regel of procedure wordt toegepast op zijn eigen opeenvolgende resultaten. Sommige taalkundigen beweren dat recursie een bepalend aspect is van de menselijke taal: onze grammatica stelt ons in staat woorden te combineren tot complexere structuren, die op hun beurt weer worden gecombineerd tot nog complexere structuren, vergelijkbaar met matroesjka-poppen. Ik betoogde echter dat recursie in grammatica niet helemaal overeenkomt met de huidige centrale status in de taaltheorie, aangezien dit hiërarchische gebruik van regels in de meeste, zo niet alle, aspecten van het leven aanwezig is. Maar betekent dit dat recursie iets triviaals en saais is? Zeker niet! Als een toverstaf stelt het ons, de mens – algemeen beschouwd als een zeer sociaal dier – in staat elkaar op een zeer efficiënte en flexibele manier te begrijpen en met elkaar te communiceren.


Denk je dat ik geloof dat jij hoopt…? De grenzen van recursie

Als een jong meisje in een Slavisch dorp wilde weten hoe haar toekomstige man eruit zou zien, zou ze midden in de nacht naar een pikdonkere schuur gaan, twee spiegels tegenover elkaar plaatsen en twee kaarsen aansteken. Vervolgens zou ze in een eindeloze ‘tunnel’ staren, gevormd door reflecties, totdat ze een gezicht zou zien. Deze manier van waarzeggerij is gebaseerd op recursie.